Ras : Letlander
Schofhoogte : 1.52 - 1.62 M
Kleur : Zwart, bruin en soms vos
Herkomst : Letland

Temperament : Warmbloed
Gebruik : Rij en tuigpaard
Karakter : Kalm en werkwillig

De Letlander (ook wel Letvian of Letlands paard genoemd) komt, zoals de naam al zegt, uit Letland. Letland is een landje op de grens met Rusland en tot 1991 onderdeel van de Sovjet-Unie. Deze paarden zijn in Letland gefokt door Letlandse paardenfokkers.

Het ras Letlander is ontstaan in de vroege 20ste eeuw in Letland. Het ras kan worden opgedeeld in drie types te weten: Letlandse Lichte Tuigpaard, Letlandse Rijpaard en het Letlandse Zware Tuigpaard.

Het Letlandse Zware Tuigpaard is ontstaan door kruisingen met het Finse trekpaard, de Oldenburger en de Zweedse Ardenner. Hierdoor ontstond een zwaardere bouw en meer vermogen. Het Letlandse Zware Tuigpaard kan gebruikt worden als zwaargewicht rijpaard.

De paarden stammen af van dezelfde voorouders als alle Europese trekpaarden. Het ras heeft invloeden ondergaan van Dole Gudbrandsdal, Noord-Zweeds paard, Zemaituka, Fins Trekpaard en Oldenburger. Het Letlandse Rijpaard heeft daarbij nog Engels Volbloed, Arabier, Hannoveraan en Holsteiner in zijn stamboom.

Paarden worden in Letland sinds oudsher gebruikt voor het ondersteunen van boeren op het land. In tijden van oorlog werden de paarden gebruikt door het leger. De Letlander is hoogstwaarschijnlijk een directe afstammeling van de Tarpan, een wild paard dat in Europa leefde.

Na de Eerste Wereldoorlog was er een groot tekort aan paarden in Letland. Sinds in 1918 de republiek Letland was gevormd waren de fokkers vooral gericht op het vinden van geschikte paarden om een ras mee te starten. Tevens wilden de fokkers de hengsten, merries en nakomelingen van het nieuwe ras ook gaan registreren.

In 1921 vond voor het eerst de registratie van alle merries en hengsten plaats. In 1921 en 1922 kwamen alle paardenfokkers bij elkaar en besloten ze samen om met normaal gebouwde paarden en warmbloeden zoals de Oldenburger, Hannoveraan en Holsteiner de basis voor de fok van het ras Letlander te leggen.

In 1921 werd de eerste fokkerij 'Okte' (in staatseigendom) geopend en dit werd de grondslag van alle Letse paardenstoeterijen. In het begin maakte de fokkerijen gebruik van paarden van de Staat en het leger omdat er nog maar weinig paarden in leven waren na de Eerste Wereldoorlog.

Daarvoor koos de fokkerij ‘Okte’ de beste hengsten en merries maar ook 'gewone' paarden werden gebruikt, zoals Oldenburgermerries die in 1920 uit Nederland geïmporteerd werden. Later tussen 1929 en 1935 werden raszuivere Oldenburgers uit Nederland en Duitsland geïmporteerd om de bestaande bloedlijn mee uit te breiden.

Bajars (Neidhard) en Oldenburger hengsten, geïmporteerd uit Groningen en Oldenburg, werden de eerste Letlandse fokhengsten. Zij vormden de basis voor het ras samen met de volgende paarden:

  • Ammon
  • Siego
  • Germino
  • Demokrats
  • KruKru
  • Juveels
  • Banko
  • Gotenfirst
  • en Spekonis bloedlijn

dit werden de basis/hoofdlijnen van de Letlander.

In 1925 werd de staatsfokkerij in Svetciems geopend. In deze fokkerij werden merries gebruikt van het leger die ook geschikt waren voor de sport zoals Oldenburgers gekruisd met Trakheners, Thoroughbred (Engelse volbloed x Arabier 18e eeuw) en Arabische merries van de eerste fokkerij uit Okte. Ook waren raszuivere Hannoveraanse merries geïmporteerd uit Hannover en Mecklenburg zoals Almeistars H11 en AlvinsH14, beide uit de Adeptus XX bloedlijn.

Na 1923 waren de verplichte "regels" voor de selectie van paarden voor de fok voorbij en in 1925 werden de eerste raszuivere paarden in het stamboek opgenomen. Het vierde boek werd uitgebracht in 1940. In 1941 waren er 467 fokhengsten (eigendom van de staat): 56% daarvan waren Letlanderhengsten en jaarlijks dekte elke hengst ongeveer 50 merries.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog daalde het aantal paarden in Letland naar ongeveer 46.000 . Ondanks dat Letland in 1940 bezet werd door Rusland ging de fok van de Letlander door. In de jaren 50 van de vorige eeuw was 70 tot 90% van alle paarden Letlands gefokt.

Helaas besloot de regering van de USSR in Moskou in de jaren 60 van de vorige eeuw dat de fok van Letlandse paarden moest worden teruggebracht naar een minimum. Zo mocht er alleen nog maar gefokt worden door hobbyfokkers. Dit betekende de geregistreerde fokkers verdwenen. In deze periode zijn er bijzonder mooie exemplaren van Letlandse paarden gefokt, maar niet geregistreerd. Er zijn toen verschillende prijzen gewonnen op hoog niveau met Letlanders op wedstrijden in de USSR.

In 1965 is de export van de Letlander gestart met negentien paarden naar Engeland. Sinds 1972 is de export van de Lets gefokte paarden enorm gestegen. Helaas was de USSR zelf de eigenaar van alle paarden, en werd het belang van de kennis en wetenschap van de fokkers onderschat en nergens goed gedocumenteerd. Hierdoor was het voor kopers onmogelijk om goede informatie te achterhalen over dit ras. Ook zijn er veel paarden direct op transport gezet naar Italië waar ze in de slachterijen terecht kwamen. Slechts enkele belandden via omzwervingen in Nederland. Dit had als gevolg dat echte Letlandse paarden voor velen gewoon een Russisch type zijn.

In de jaren 80 van de vorige eeuw, toen Letland weer onder USSR viel, was het voor particulieren niet toegestaan om een paard te bezitten. Alle paarden werden onteigend en ondergebracht in paardenhouderijen van de Staat. In de jaren 80 van de vorige eeuw kwam daar verandering in, en mochten de inwoners van Letland weer paarden houden om ze in te zetten ter ondersteuning van arbeid. Pas sinds de onafhankelijk van Letland in 1991 mogen de inwoners paarden bezitten voor recreatieve doeleinden.

Midden jaren 70 van de vorige eeuw was alle aandacht gericht op het fokken van Letse paarden, oude fokkerijen werden opgeknapt en er werden nieuwe fokkerijen gesticht. Zo werd de eerste binnenmanege gebouwd in 1977. Ondanks dat het aantal paarden in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw in Letland sterk was gedaald, is de fok van Letse paarden doorgegaan en is de export ervan ook toegenomen.

In 1952 besloot de regering om Lets gefokte paarden 'Lets gefokte zware paarden' te noemen. Dit omdat naar voren kwam dat de paarden behalve voor leger en werkdoeleinden ook zeer geschikt waren voor de sport. In 1976 werd besloten de paarden 'Lets gefokte paarden' te noemen. Ondanks dat de paarden van origine warmbloeden zijn, is dit nooit tot uiting gekomen in de naam van het ras.

  • Hoofd: groot maar sprekend.
  • Lichaam: sierlijke en gespierde hals, schuine krachtige schouders, brede en diepe borst, rechte goed geproportioneerde rug, gespierde achterhand, korte en krachtige benen, harde hoeven.
  • Kleur: zwart, bruin, donkerbruin, voskleurig, schimmel.
  • Stokmaat: 1,52 - 1.62 M

 

 

Kalm en gewillig temperament, goed uithoudingsvermogen. De paarden zijn over het algemeen vrij drammerig: veel looplust, sterk en heel hard voor zichzelf. De dieren zijn wel vriendelijk in de omgang, af en toe hang je er als een vlaggetje aan, maar buiten dat zijn ze erg lief.

De Letlander kan als rijpaard en als tuigpaard gebruikt worden. Ook zijn ze zeer geschikt om wedstrijden mee te rijden. Zo hebben Letlanders goede prestaties neergezet bij het trekken van grote gewichten.