Ras : Fell Pony
Stokmaat : 1.35 - 1.42
Kleur : Zwart, donkerbruin, bruin en schimmel
Herkomst : Engeland
Temperament : Koudbloed pony
Gebruik : Het is een veelzijdige pony
Karakter : Meegaand en zeer sociaal
De Fell Pony is een ras van bergpony's dat van oorsprong afkomstig is uit het Lake District in het noordwesten van Engeland. De naam heeft te maken met het Noorse woord voor berggebied: fjell. Het ras is nauw verwant aan de Dales pony en relatief zeldzaam. Fell pony's kunnen in meerdere takken van de paardensport ingezet worden, zowel onder het zadel als in de mensport.
Het zijn geharde bergpony's met een goede constitutie en een aantal typische ponykenmerken. Ze hebben een levendige, alerte verschijning. Fell Pony's zijn in relatie tot hun grootte bijzonder sterk. Door zijn rustige karakter is de Fell Pony een veelzijdige gezinspony. Ze hebben voldoende kracht om volwassenen te kunnen dragen, maar zijn niet te groot voor kinderen. Ze zijn onverstoorbaar en niet snel bang. Hoewel Fell Pony's wel eens met koudbloedrassen vergeleken worden zijn het vrij temperamentvolle dieren.
Het district Cumbria waar de pony's vandaan komen is een woest heuvellandschap. Men denkt dat de Fell Pony is ontstaan door kruisingen van paarden van het vasteland, zoals het Fries paard, met de oorspronkelijke heuvelpony's in Engeland, zoals de Keltische pony en de nu uitgestorven Schotse Galloway pony. De Friese paarden werden door veroverende Romeinse legers naar Engeland vervoerd om met hun kracht te helpen met de bouw van de muur van Hadrianus in het jaar 120 na Christus. Door het kruisen van de oorspronkelijke taaie pony's met de sterke Friese paarden kreeg de Fell Pony het beste van twee werelden mee. De Fell heeft zich vervolgens door de eeuwen heen succesvol aangepast aan de veranderende omstandigheden zonder daarbij de typerende raskarakteristieken en het bijbehorende karakter te verliezen.
Er is in de loop der tijd veelvuldig beroep gedaan op het gewillige, sterke en intelligente Fell pony-ras. Allereerst werden de Fells gebruikt door de Picten voor hun aanvallen op de muur van Hadrianus. De Vikingen gebruikten de Fells in de landbouw, waarbij ze bijvoorbeeld ploegen voorttrokken. Deze Noormannen gebruikten de Fell Pony ook als lastdier om balen wol naar de markt te vervoeren. Verder is de Fell door de eeuwen heen gebruikt als rijpony, bijvoorbeeld om herders en kooplieden tijdens hun werk te vervoeren.
In de late 18e eeuw werd de Fell gebruikt als lastdier voor het vervoer van erts naar de smeltovens. Fells werden vaak in groepjes van tien pony's naar de ovens gedreven, waarbij ze bij elkaar zo'n duizend kilo erts droegen. De ladingen waren precies zo zwaar dat twee man de lading omhoog konden tillen, terwijl een jongen de pony er dan onderuit liet lopen. Dankzij het goede tempo van de Fell Pony kon een groepje lastpony's ongeveer 48 kilometer per dag afleggen, oftewel meer dan driehonderzeventig kilometer per week, zeven dagen per week, jaar in jaar uit, zonder rustdagen voor de dieren.
De Fell was ook in gebruik bij de posterijen om de post in Cumberland en Westmorland rond te brengen. In de noordelijke steden was de Fell onmisbaar als rijpony voor handelslieden. In de 19e eeuw werd de Fell pony bovendien beroemd als een eersteklas draver, die tijdens drafrennen regelmatig won van andere rassen.
De motorisering van het transport en de landbouwmechanisatie in de 20e eeuw betekende bijna het einde voor de Fell Pony. Door de introductie van stoommachines en andere industriële toepassingen werd de pony nog zelden gebruikt als werkpony. Fells werden massaal verkocht als slachtpony. Slechts door vereende krachten van de Britse Fell Pony Society, met ondersteuning van voorvechters zoals Beatrix Potter en Koning George V, kon het ras zich weer stabiliseren. Raszuivere Fells werden geregistreerd, en er werden officiële shows georganiseerd om het ras bekendheid te geven. Tegenwoordig is het Fell Pony Stamboek een gesloten stamboek, dat wil zeggen dat kruisingen met andere rassen niet meer in het stamboek opgenomen worden.
Onder bescherming van Hare Majesteit de koningin van Engeland, is de interesse in lidmaatschap van de Fell Pony Society enorm toegenomen. Er worden keuringen georganiseerd, met hengstenshows, prestatieshows en het uitgeven van licenties voor dekhengsten. Dit alles heeft tot doel het ras verder te stabiliseren, en internationaal bekend te maken.
Het Engelse Fell Pony-stamboek is gesticht in 1918. In die tijd werden pony's in Engeland puur doelmatig gefokt, bijvoorbeeld om het land te bewerken of om in de mijnen te werken. Er werd daarom ook vaak gekruist met andere rassen, zoals de Clydesdale. In 1940 zijn er maatregelen genomen om de Fell Pony als ras te behouden. Vanaf dat moment konden pony's waarvan de afstamming niet bekend was alleen nog in het stamboek opgenomen worden als ze voldoende rastypische eigenschappen vertoonden. Hengstveulens van deze zogenaamde 'registerpony's' moesten gecastreerd worden, maar met merrieveulens mocht verder gefokt worden. Na vier generaties werden deze nakomelingen als echte Fell Pony geregistreerd in het stamboek. In 1970 is het stamboek met deze werkwijze gestopt en vanaf dat moment werd het een gesloten stamboek en moet het ras het doen zonder bijmenging van bloed van andere rassen.
In de periode na de Tweede Wereldoorlog liep de belangstelling voor de Fell Pony sterk terug, met name door de invoering van de tractor en de mechanische landbouw. Door deze ontwikkeling zakte de populatie Fell Pony's enorm in, waardoor de bloedlijnen binnen het ras erg nauw zijn geworden. Bloedspreiding is dan ook voor de toekomst een belangrijk punt in de fokkerij, zeker omdat de populatie in 1952 nog maar rond de vijfhonderd exemplaren bedroeg. Sindsdien is het aantal toegenomen; alleen al in Nederland worden er rond de tachtig à negentig dekkingen per jaar verricht.
De veelzijdige, gemoedelijke, werkwillige en makkelijke Fell Pony heeft zich ontwikkeld en aangepast aan de heersende tijden, maar zijn verschijning is weinig veranderd sinds de na-Romeinse tijden. De huidige Fell is een ideale rij- en menpony, met de kracht om volwassenen te kunnen dragen, maar ook niet te groot voor ervaren kinderen. Hun kracht en eigenwijsheid maakt hen soms minder geschikt voor zeer jonge en beginnende ruiters. Fells zijn onvermoeibaar in het dragen van hun berijders tijdens ritten door het ruwe natuurschoon van Lake District in Cumbria, waar het ras zijn oorsprong vindt. Ze worden ook gebruikt tijdens competities in de mensport waar veel van hen gevraagd wordt. De Engelse Prins Philip heeft hier soms aan meegedaan, mennend met een vierspan van Koninklijke Fell pony's. De Fell Pony wordt tevens gebruikt voor de jacht, dressuur, springen en lange-afstandsrijden.
Rond 1990 zijn de eerste Fell Pony's uit Engeland geïmporteerd. Al gauw daarna, in 1995, hebben de liefhebbers van dit bijzondere ponyras de Nederlandse Fell Pony vereniging opgericht. Het Nederlands Fell Pony Stamboek (NFPS) is in 1997 officieel erkend als dochterstamboek van het Engelse moederstamboek, The Fell Pony Society. Inmiddels zijn er ongeveer vijfhonderd Fell pony's in Nederland.
Een groot probleem bij de huidige populatie Fell Pony's is het Fellpony Syndroom. Dit is een erfelijke en dodelijke ziekte die waarschijnlijk wijd verspreid in het ras is; schattingen gaan er vanuit dat 30-60% van de populatie drager is van deze ziekte. Er wordt nog veel onderzoek naar gedaan, maar zeker is dat de ziekte vererft via de Wetten van Mendel, waarbij in geval van drager x drager de kans 25% is op een syndroom veulen.
Een syndroomveulen wordt levend en op het oog gezond geboren, maar overlijdt binnen twee à drie maanden. Na de geboorte ontwikkelt het veulen zich niet zoals gezonde veulens. Binnen een paar weken beginnen deze veulens conditie te verliezen, ze krijgen in steeds ernstiger mate bloedarmoede (anemie) en ze ontwikkelen klachten die nog het meest doen denken aan een immuundeficiëntie, zoals diarree, lopende neus, overvloedige speekselproductie en hoesten. De veulens sterven uiteindelijk aan de klachten of worden ge-euthaniseerd, vaak nog voordat ze de leeftijd van drie maanden bereiken. Op dat moment lijden ze aan infecties, vergaande anemie en ernstige lusteloosheid. Het vermoeden bestaat dat het veulen bij geboorte nog voldoende afweer heeft vanuit de moeder, maar zelf zijn afweersysteem niet op peil kan houden en daarom dus steeds verder achteruit gaat.
Er wordt gewerkt aan het ontwikkelen van een test waarmee gekeken kan worden welke pony's drager zijn van deze ziekte. Op basis van de uitkomst van verder onderzoek zal gekeken moeten worden of er noodzaak is tot een aangepast fokbeleid.
Aangezien de vererving van het syndroom Mendeliaans is, zijn de percentages als volgt:
1 Indien beide ouders drager zijn is er 25% kans op een syndroomveulen, 50% kans op een gezond veulen dat ook drager is, en 25% kans op een gezond veulen dat geen drager meer is. 2 Indien één van beide ouders drager is, is er vijftig procent kans op een gezond veulen dat ook drager is, en 50% kans op een gezond veulen dat geen drager is. 3 Indien beide ouders geen drager zijn, is er honderd procent kans op een gezond veulen dat geen drager is.
In de toekomst zal bekeken moeten worden of er nog met dragers doorgefokt moet worden. Indien inderdaad 30%-60% van de huidige populatie drager van het syndroom is, zou de beslissing om niet meer met dragers te fokken misschien wel desastreus kunnen zijn voor het voortbestaan van het ras. In acht nemende de nauwe bloedlijnen en het willen vasthouden en verankeren van andere raseigenschappen, is het dan wellicht beter om te kiezen voor drager x niet-drager combinaties (optie 2), waarbij er in honderd procent van de gevallen geen syndroomveulen geboren zal worden. Fokken met drager x drager, waarbij er 25% kans is op een sundroomveulen (optie 1), kan morele en ethische bezwaren oproepen, zoals bij het
Maak jouw eigen website met JouwWeb