Renvers

Een voorwaarts-zijwaartse beweging waarbij het paard in de bwegingsrichting gesteld en gebogen met de achterhand op de hoefslag blijft terwijl zijn voorhand naar het midden van de ring wordt geleid.

Zo moet het eruit zien

De renvers kan men zich het beste voorstellen als een ---> schouder-binnenwaart in contraststelling (en contracbuigingen). Hij moet, net als alle zijwaartse gangen, altijd worden gereden met voldoende voorwaartse tendens. In de renvers is het paard naar binnen gesteld en om de binnenkuit gebogen, waarbij 'binnen' hier net als bij de contragalop weer niet de binnenkant van de ring betekent, maar de verkorte binnenkant van het paard. De renvers wordt dus met de achterhand op de hoefslag, de voorhand naar het midden van de ring en het hoofd weer naar de hoefslag gereden. Hij is correct uitgevoerd als hij soepel, taktzeker, sierlijk, vloeiend en altijd aan e hulpen wordt getoond, waarbij de benen van het paard zo ver mogelijk over moeten grijpen en elkaar moeten kruisen.
De renverst voert, net als de ---> travers, over vier hoefslagen. De renvers kan worden gereden in stap, draf en eventueel in (contra)galop en dan vooral in verzameld tempo. Om schwungverlies te voorkomen kan het tempo tijdelijk ook worden verhoofd tot arbeidstempo.

Kenmerken

Vaardigheden

Gevorderde oefening, verhoogde moeilijkheidsgraad, traint laterale, beweeglijkheid, krachopbouw

- Takt                                    - Ontspanning
- Aanleuning                       - Schwung
- Recht richten                    - Verzameling

Doelen van de oefening

De renvers is , net als alle zijwaartse gangen een goede oefening ter stimulering van de draagkracht van het paard en daarmee ter stimulering van de totale nageeflijkheid, omdat het binnenachterbeen steeds weer wordt gestimuleerd om verder onder het zwarte punt te stappen. Gelijktijdig wordt het paard zeer effectief gegymnastiseerd in de spieren aan de zijkant van de romp en de hals, omdat het de binnenste spieren moet verkorten gelijktijdig de buitenste moet rekken. Dit bevordert en verdert de lengtebuiging. Het vaak wissel van renvers land naar renvers recht met een wissel ---> schouder binnenwaarts, het waarts en ---> travers, is daardoor een zeer nuttige oefening voor de coördinatie van de ruiter. Het heen-en-weer glijden tussen renvers, travers en schouder-binnenwaarts wordt door ervaren trainers dan ook graag gebruikt ter voorbereiding op de ---> piaffe en de ---> passage.

De meest gemaakte fouten

Abrupt ingeleidt, te veel stelling, uitvallen voer de buitenschouder, te weinig stelling, te weinig lengtebuiging, verkeerd gesteld en gebogen, taktverstoring, niet gelijkmatig, de lijn verlaten, schwungverlies, haastig, moeizaam, tegen de hand, strak in de hals, kromgetrokken.

De juiste hulpen om fouten te vermijden

Een renvers begint meestal na het doorrijden van een hoek, maar kan ook op ieder gewenst punt op de lange zijde worden ingezet. Ter inleiding is het handig als de ruiter zich voorstelt dat hij wil beginnen met een ---> enkele of ---> dubbele gebroken lijn of een ---> schouder-binnenwaarts. Hij leidt dus de voorhand van zijn paard net als bij de gebroken lijn of de schouder - binnenwaarts schuin weg van de hoefslag, maar vangt direct op met de 'nieuwe' buitenteugel , stelt het paard in de richting van de bakrand en belast zijn nu 'nieuwe' binnenzitbeenknobbel iets meer.
Tegelijk brengt hij de tot dan toe binnen-(en nu buiten -) kuit opvangend naar achteren en fixeeert daarmee de achterhand op de hoefslag en drijft hem bij.
Gelijktijdig grijpt de tot dan toe buitenkuit, die nu de binnenste is geworden, wat steviger op de singel en stimuleert het nieuwe binennachterbeen om verder naar voren te stappen. Door combinatie van de voorwaarts en zijwaartse drijvende hulpen zal paard zich nu in een hoef van ongeveer 30 graden naar de hoefslag op een rechte lijn gesteld en gebogen bewegen. Ter verduidelijking: als men bijvoorbeeld op de linkerhand op de lange zijde komt, dan wordt na het doorrijden van de hoek naar recht gesteld en gebogen, waarbij de voorhand zich van de hoefslag af beweegt en de achterhand op de hoefslag blijft.

Ter beëindiging van renvers geeft de ruiter langzaam stelling en buiging op en leidt hij de voorhand van het paard weer terug naar de hoefslag. Daarbij blijft hij met de tot dan toe buitenkuit, die weer de binnenste wordt, de achterhand fixeren op de hoefslag en voorkomt hij deze plotseling opzij draait naar het midden van de ring. Het klinkt ingewikkeld en dat is het ook wel een beetje. Daarom wordt de renvers pas vereist vanaf het gemiddeld dressuurniveau.
Om vooral het schwungverlies in de renvers te vermijden, dat meestal het resultaat is van te veel handinvloed van de ruiter en te weinig voorwaarts-zijwaarts drijvende zit-en kuithulpen, moet de oefening niet alleen in verzameld tempo, maar ook af en toe bijna in arbeids tempo worden gereden. Zo blijft hij nieuw en worden veel fouten voorkomen.

Maak jouw eigen website met JouwWeb