Begin altijd linksom in stap. De zweep hou je licht vast in je rechterhand, de slag wijst naar de staart van het paard en de zweep steekt schuin omhoog. Longeerlijn, zweep en paard vormen een driehoek, je sluit het paard als het ware op tussen zweep en longeerlijn. Loop niet met het paard mee, maar blijf in het midden staan. Laat diegene die je helpt naast het paard meelopen, als het dier niet begrijpt wat de bedoeling is. De longeerlijn is bevestigd aan een kaptoom of halster, en je hebt een licht contact met het paardenhooft, met licht contact wil gezegt worden dat er een lichte spanning op de longeerlijn staat. De slagen van de longeerlijn houd je in je linkerhand vast, alle slagen ongeveer even groot, zodat je de lijn geleidelijk kan laten vieren.

 

1 : Let op de houding van het paard; hier wordt het hoofd te hoog gedragen. De rug wordt weggedrukt en de achterbenen worden achter het paard opgetild. Er is teveel spanning.

 

 

 

 

 

2 : De spanning neemt af, je ziet zelfs dat de blik van het paard minder argwanend wordt.

 

 

 

 

 

3: Het paard loopt ontspannen voorwaarts neerwaarts. Hij is in balans en plaatst het achterbeen onder de massa. Streef bij het longeren steeds naar dit beeld.